Het Steenwijkerdiep

Vervoer over water

Tijd van regenten en vorsten

Tot het midden van de 20ste eeuw verliep het meeste vervoer in het lage land van de Kop van Overijssel met platboomde vaartuigen over de vele ondiepe wateren. Voor persoonlijk gebruik was er de punter, voor middelgrote vrachten was er het vlot en voor grote of zware vrachten maakte men gebruik van een bok. Om gedroogde turf te kunnen vervoeren werden er vanuit de verveningen vaarten en sloten gegraven. Deze dienden als wetering eveneens voor de afwatering en waren vaak voorzien van één of meer sluisjes om de waterstanden te regelen. Bij sommige van die sluisjes moest voor de doorgang van schuiten worden betaald. Dikwijls ontstonden hierover onenigheden, zoals van 1616-1626 het geval was bij het Vledderverlaat in de Steenwijker Aa.

Aanleg van vaarwegen

In de 16de eeuw groeide de turfwinning uit tot een belangrijke bron van inkomsten. De turf werd per schip vervoerd naar Holland, waar grote behoefte aan brandstof bestond. De belading van de zeeschepen - die behalve turf ook hout, keien en zuivelproducten over de Zuiderzee vervoerden - gebeurde in Blokzijl, Zwartsluis en Oldemarkt vanuit vlotten, bokken en kleine schuiten. De vaarroute van Steenwijk naar zee volgde toen de oude loop van de Aa, over het Giethoornsche Meer en via het Noorderdiep naar Blokzijl. Stadhouder Jan de Ligne graaf van Aremberg liet omstreeks 1558 een kanaal graven van Muggenbeet naar Blokzijl, waardoor de vaarroute korter en makkelijker werd. Ook liet hij in de periode 1548-1568 een kanaal graven tussen Zwartsluis en het Giethoornsche Meer, de Arembergergracht. Met een aansluiting op de Wetering in het noorden bood dit binnenvaartkanaal een veilig alternatief voor de route over de Zuiderzee. Sinds het begin van de 16de eeuw hief men tol in Blokzijl. De Steenwijkers genoten echter vanouds - in 1562 bevestigd door prins Willem van Oranje - de vrije vaart door "den Steenwicker Bluxiel om heure schepen aldaer te moghen houden, lossen, laden ofte winnen naer heur welgevallen" . De Steenwijkers hadden bovendien vrijstelling van tol in Zwartsluis en Kuinre; de Vollenhovenaren vanzelfsprekend aan de Vollenhoofse blokzijl en daarnaast in Kuinre.

Het Steenwijkerdiep

Zelfs met kleine vaartuigen kostte het veel moeite om de smalle, kronkelige en ondiepe Steenwijker Aa te bevaren. Omdat het riviertje niet geschikt was voor grotere schepen moest alles worden overgeladen in Blokzijl. De Steenwijker Aa werd steeds meer een hindernis voor scheepvaart en handel. Dikwijls kon er alleen maar 's winters worden gevaren, omdat er dan voldoende diepte was. Voortdurend klaagde men over de vele bochten en ondiepten. Hier en daar werden bochten rechtgetrokken en met sluisjes (verlaten) probeerde men de waterstanden te verhogen, om zodoende meer vaardiepte te verkrijgen. In 1626 werd op kosten van de Stad Steenwijk begonnen met de aanleg van de Nieuwe Vaart of het Nieuwe Diep tussen Steenwijk en Muggenbeet, een afstand van 10 kilometer. Dit kanaal, dat later de naam Steenwijkerdiep kreeg, kwam in 1632 gereed en maakte het mogelijk vanuit Steenwijk met schepen te varen waarmee men ook de Zuiderzee kon oversteken. Daarmee was het overladen van schepen in Blokzijl niet meer nodig. In Steenwijk was het Diep aan weerszijden voorzien van een houten beschoeiing, om het laden en lossen van de schepen te vergemakkelijken. Op de zuidelijke oever lag een jaag- of lijnpad. In 1932 ging het kanaal in eigendom, beheer en onderhoud over van de gemeente naar de provincie.

Nieuwe vaarten

Door de aanleg van polders door de Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove in de eerste helft van de vorige eeuw ontstond de behoefte aan nieuwe kanalen. Die dienden een tweeledig doel: als ringvaart voor de waterhuishouding en als vaarweg om de polders heen. Om hierin te voorzien werd in 1924-1929 het kanaal Beukers-Steenwijk gegraven en in 1926-1928 het kanaal Steenwijk-Ossenzijl, dat pas in 1934 voor de scheepvaart werd opengesteld. Na de kanalisatie van de bovenloop van de Steenwijker Aa in de periode van 1953-1958 ter verbetering van de afwatering was deze - vooral door de bouw van stuwen - niet langer geschikt als vaarweg.

Bij de herinrichting van het gebied Woldpoort in Steenwijk werd in 2008 een stukje van de oude loop van de Aa weer uitgegraven en de uit 1865 daterende Paardenmarktsluis als erfgoedobject in oude luister hersteld.