Noord en Zuid herenigd

Met de feestelijke opening door koningin Juliana op 28 september 1957 van de Velsertunnel, de eerste vaste verbinding tussen de noordelijke en de zuidelijke oever van het Noordzeekanaal, werd een 85 jaar oude scheiding een klein beetje goedgemaakt. De paar kilometer brede duinstrook bij Velsen vormde van oudsher de enige verbinding over land tussen Noord- en Zuid-Kennemerland. De doorgraving in 1872 van de duinenrij in 'Holland op z'n smalst' voor de aanleg van het nieuwe kanaal tussen Amsterdam en de Noordzee deelde niet alleen het dorp Velsen in tweeën, maar doorbrak ook de historische samenhang tussen het noorden en het zuiden. Het water maakte van het gebied erboven in feite een eiland en isoleerde het 'Noorderkwartier' definitief van rest van de provincie. Dat had grote praktische gevolgen, onder meer voor het verkeer. De opening van de Velsertunnel bracht daarin nauwelijks verbetering. Sinds 1957 moesten nóg vier tunnels onder het Noordzeekanaal en het IJ worden aangelegd en de voorbereidingen voor de bouw van een vijfde zijn gaande.

Nog vóór de eerste auto op de Noord-Hollandse wegen verscheen, was de oversteek van het kanaal al een flinke hindernis. Bij Velsen waren over het water een spoorbrug en een voetbrug aangelegd. Ze moesten vele keren per dag worden opengedraaid en hinderden op hun beurt de scheepvaart. De bruggen werden bovendien door de snel in tonnage groeiende schepen regelmatig aangevaren. Dat zorgde voor nog meer oponthoud. De Velser voetbrug werd in 1902 vervangen door een stoompont, met rails op het dek voor de stoomtram die tot 1924 op de lijn Alkmaar-Haarlem reed. Vanwege de lange wachttijden kreeg de pont als snel de bijnaam 'pont der zuchten'.

In 1937 kwamen de eerste plannen op tafel om de Velserspoorbrug te vervangen door een tunnel. Al kort daarna werd besloten dat het met het oog op het groeiende autoverkeer een gecombineerde spoor- en autotunnel moest worden. De bouw begon in 1941, maar kwam door de oorlogsomstandigheden al het jaar daarop stil te liggen. Toen de plannen na de oorlog weer werden opgepakt was duidelijk dat ze inmiddels waren achterhaald. De in 1957 geopende tunnel kreeg uiteindelijk drie buizen, twee met elk twee rijstroken voor het autoverkeer en één buis voor de trein. De oude Velserspoorbrug werd meteen afgebroken. De Velsertunnel was pas de tweede riviertunnel in Nederland en werd gezien als een mijlpaal in de Nederlandse waterbouwkunde. Maar nog geen twintig jaar later was de capaciteit al te klein. Tussen 1993 en 1996 werd de Wijkertunnel in de A9 aangelegd om de tunnel bij Velsen te ontlasten.

Na de Tweede Wereldoorlog en vooral vanaf eind jaren '50 nam het autoverkeer explosief toe. Noord-Holland maakte kennis met de eerste files. Een steeds groter deel van de reizigers bestond uit forensen, bewoners uit Noord-Holland-Noord die heen weer pendelden tussen hun woonplaats en hun werk in het IJmondgebied en de Randstad. In de jaren '70 kwam er nog een extra stroom verkeer bij. Alkmaar werd samen met Hoorn en Purmerend aangewezen als groeigemeente en 'overloopgebied' om de woningnood in de noordelijke Randstad op te vangen. Alkmaar verveelvoudigde in nog geen dertig jaar zijn gebouwde oppervlak en groeide naar 93.000 inwoners aan het eind van de twintigste eeuw.

Het was de bedoeling dat de werkgelegenheid de 'overlopers' zou volgen, maar dat is nooit gebeurd. Nog altijd verplaatst een leger pendelaars zich dagelijks onder en over het Noordzeekanaal, al gaat de reis minder vaak dan vroeger naar de industrieën in het IJmondgebied, en vaker naar de dienstverlenende en IT-bedrijven in de Schipholregio. Voetgangers en fietsers moesten het nog steeds doen met de pont, of met de Fast Ferry die tussen IJmuiden en Amsterdam ging varen. Voor de dagelijkse verkeersdrukte maakt het niet veel uit. Noord- en Zuid-Kennemerland zijn door ondergrondse betonnen aders weer met elkaar verbonden. Het water erboven blijft een barrière.