Stoppelhanen

Dansavonden en volksfeesten

Tijd van burgers en stoommachines

Stoppelhanen is een oogstfeest dat stamt uit de tijd dat uitgestrekte korenvelden onze omgeving domineerden. Vóór "Sint Joapik" (Sint Jacobus is de patroonheilige van de rogge en de oogst) op 25 juli moest alle rogge geoogst zijn. Na het maaien bleven de garven op de akkers staan om te drogen. Daarna werden ze op wagens naar de boerderij gebracht. De laatste wagen werd daarbij versierd. Eenmaal op de boerderij werden die versierselen tegen de achtergevel bevestigd. Het was tijd om te feesten: stoppelhanen.

Maaltjes

De mogelijkheden om uit te gaan waren in het verleden beperkt. Het plattelandsleven, ook voor de jeugd, stond volledig in het teken van de zware arbeid op het land. Ongeveer eens in de 3 weken werden er op zondagavond zogenaamde "mueltjes" (maaltjes) georganiseerd. Stond het stoppelhanenfeest in het teken van de afgewerkte roggeoogst, ook de andere maaltjes vonden plaats nadat een bepaalde activiteit op de boerderij was afgerond. Het havermaal na het oogsten van de haver, het roet(=onkruid)maal na het langdurige werk van schoffelen en wieden om het land onkruidvrij te krijgen, het slachtemaal nadat er één of meer varkens waren geslacht, het pannenmaal nadat met behulp van buren en familie het dak behangen was met nieuwe pannen, en het intrekkersmaal als een nieuwe bewoner zich vestigde in de buurt. De maaltjes waren aanvankelijk kleine bijeenkomsten waar geen muziek was en ook niet werd gedanst.

Huwelijksmarkt

Had een jongeman een oogje laten vallen op een meisje, dan liet hij dat blijken door haar tijdens een maaltje een borreltje aan te bieden. In die tijd was het de gewoonte dat degene, die een borreltje kreeg aangeboden, het glaasje liet rondgaan in haar kring. Liet het meisje de borrel rondgaan zonder er eerst zelf een slokje van te nemen dan wist de jongen dat hij een blauwtje had gelopen. Nam ze echter wel eerst een slok dan liet ze blijken niet afwijzend te staan ten aanzien van een nadere kennismaking. Die nadere kennismaking vond dan niet plaats in het café, maar werd meestal na afloop van het maaltje geconcretiseerd. Hier is het latere "gaoj met noar boeten hen brommers kieken" uit voortgekomen. Naast deze maaltjes waren ook de markten gewilde uitgaansmogelijkheden. Men kende per jaar drie markten waar ook maaltjes aan verbonden waren. Deze maaltjes waren niet alleen voor de vrijgezellen, maar ook voor de jonggetrouwden. Hoogtepunt was echter de jaarlijkse kermis, waar attracties en dansmuziek de feestvreugde verhoogden. Actieve jongelui trokken ook wel, in groepsverband lopend, naar kermissen in de buurgemeenten.

Ontwikkeling uitgaansleven

In de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw werden de uitgaansmogelijkheden sterk uitgebreid doordat meerdere caféhouders feestzalen lieten bouwen. Voor de plattelandsjeugd in het gebied van de Hof van Twente bleven de dansavonden beperkt tot éénmaal in de 3 weken. De jeugd vond die frequentie te laag en ging dus de ene week (per fiets) naar Diepenheim, de volgende week naar Goor en de derde week naar een feestzaal in Markelo. Na de oorlog kwam de muziek op een hoger niveau en waren de zalen zowel op zaterdag- als zondagavond open. De tijd dat een aangeboden drankje gezamenlijk werd genuttigd, was voorgoed voorbij.

School- en volksfeest

Al in 1875 werd in Goor het eerste schoolfeest gehouden. Deze jaarlijkse "uitspatting", bestaande uit een glaasje fris en een rit in de draaimolen, was alleen bestemd voor leerlingen die, in een tijd dat er nog geen leerplicht bestond, minder dan 30 dagen hadden verzuimd. Dit feest groeide al gauw uit tot een groot volksfeest dat navolging kreeg in de omliggende plaatsen. Tegenwoordig heeft elke kern, als opvolger van de vroegere schoolfeesten, zijn eigen volksfeest dat minimaal 3 dagen duurt en waar het bier voornamelijk per meter over de toog gaat.