De bevindelijken

Verdeeldheid binnen de dorpen (1835 - heden)

In 1835 stapte Kornelis Brandwijk, een aardappelverkoper die met zijn kruiwagen langs de huizen ging en lezen noch schrijven kon, uit de Nederlandse Hervormde Kerk van Sliedrecht. In Giessendam deden 47 gelovigen dat. Voor het grootste deel arbeiders die de liberale Hervormde Kerk verweten dat ze zich ten koste van alles en iedereen verrijkte. Het waren de dagen van de Afscheiding. Na een aarzelend begin zouden nog honderden andere gelovigen kiezen voor een godsbeleving uit het hart, voor de persoonlijk gevoelde relatie met het opperwezen. Voor deze gelovigen was de zondagsheiliging belangrijk. Twee maal gingen en gaan ze nog naar de kerk voor een preek van zo'n drie kwartier. Zwemmen op zondag was er niet bij. Vrouwen en meisjes droegen lange, donkere rokken - een broek is uit den boze - en vaak hebben ze lang haar, waarop een zwarte hoed staat. Bijna twee eeuwen na Kornelis Brandwijk behoort de Bethelgemeente in Sliedrecht tot de grootste binnen de Christelijk Gereformeerde Kerk.

In 1886 vond opnieuw een kerkscheuring plaats. Ditmaal onder leiding van dominee Abraham Kuyper. Na de Afscheiding van 1834 was de Doleantie de tweede grote afscheiding van de Nederlandse Hervormde Kerk in de negentiende eeuw. Door de Doleantie verloor de Hervormde Kerk in één klap tien procent van haar leden. Na 1890 sloegen hervormden en gereformeerden gescheiden wegen in. De animositeit tussen de twee groeperingen was groot. De hervormden vonden de gereformeerden 'door- en dwarsdrijvers', de gereformeerden omschreven de hervormden als 'slappen en halven.'

Mondiger

Aan het einde van de negentiende eeuw werden mensen mondiger. Arme arbeiders, katholieken, bevindelijk gereformeerden, gereformeerden en liberale boeren trokken zich terug in de eigen groep; ze richtten een eigen politieke partij op, een eigen krant en later radio- en tv-omroepen, eigen verenigingen en eigen scholen. De bevindelijk gereformeerden stemden op de Staatkundig Gereformeerde Partij, lazen later het Reformatorisch Dagblad en stuurden hun kinderen naar de Gorcumse Christelijke HBS of naar de christelijke mavoscholen en vanaf de jaren zeventig naar eigen scholen. De volgelingen van Kuyper verenigden zich in de Anti-Revolutionaire Partij, de ARP. Liberaal hervormden stemden op de Christelijk Historische Unie (CHU), arbeiders op de Sociaal Democratische Arbeiders Partij en sommige boeren waren liberaal.

Ook de ontwikkeling van een moderne gezondheidszorg en de sociale woningbouw liepen voor het overgrote deel langs deze verzuilde lijnen. Dit leidde tot grote culturele verschillen in de steden en op het platteland, met als resultaat dat hele bevolkingsgroepen naast elkaar leefden zonder veel contact te hebben. De belangrijkste politieke arena voor de dorpsbewoners was de gemeenteraad. In veel dorpen in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden veroverde de ARP van Kuyper een meerderheid.

School met de Bijbel

Naast de aloude openbare lagere school verrees de 'School met den Bijbel', zoals in 1898 in Boven-Hardinxveld en 1907 in Lexmond. Zonder slag of stoot kwamen die scholen op christelijke grondslag er niet. De overheid die het openbaar onderwijs volledig betaalde, droeg niet of slechts gedeeltelijk bij aan de kosten van de scholen met de bijbel. Dus collecteerde men, zoals in Ameide, in de jaren negentig huis aan huis. Die inzameling wekte de boosheid van de voorstanders van het openbaar onderwijs. Bij collectes die daarna volgden, werden de tegenstanders overgeslagen.

De scheiding der geesten was niet alleen in deze schoolstrijd zichtbaar. In Ameide bijvoorbeeld ruzieden hervormden en gereformeerden ook over de afschaffing van de kermis. De liberalen waren in deze cultuurstrijd in de verdediging. Zij hadden geen geloofsargumenten, maar waren wel tegen de onderdrukking van dorpsvermaak. Andere conflicten betroffen de zondagsrust, vloeken in het openbaar, voetbal en muziek.

Over de sociaaleconomische gemeentepolitiek waren antirevolutionairen en liberalen in Ameide het overigens in grote lijnen eens. Dat was een doorn in het oog van sommige arbeiders, die zich verenigden in de SDAP. Zij brachten de klassenstrijd, gericht tegen de werkgevers, binnen de dorpspolitiek. Maar ook al wapperde tot ongenoegen van veel dorpsbewoners op 1 mei - de dag van de arbeid - de rode vlag op Ameide's Dam, de socialisten konden nooit het karakter van het openbare dorpsleven bepalen. De christelijke waarden en normen van de bevindelijk gereformeerden en de gereformeerden zouden tot diep in de twintigste eeuw het leven in de waard beheersen.

Literatuur:

Jonker, Carla, Macht en armoede aan de rivier. Ameide en Tienhoven 1870 - 1940. Ameide, 2010.

Verrips, Jojada, En boven de polder de hemel. Een antropologische studie van een Nederlands dorp (1850 - 1971). Amsterdam, 1977.