Bezetting en Jodenvervolging

De Tweede Wereldoorlog

In het Walkartpark in Zeist herinnert een monument aan de omgekomen Joden uit die gemeente. Na de bezetting van ons land door de Duitsers na de capitulatie in 1940 leek de Jodenvervolging aanvankelijk mee te vallen. Alleen de Nationaal Socialistische Beweging van Anton Mussert werd een zeer zichtbare aanwezigheid op straat. Op diverse plaatsen werden NSB-ers als burgemeester aangesteld, als de zittende burgemeester weigerde om mee te werken met de bezetter. Onder rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart probeerde de bezetter de Nederlanders met zachte hand voor het nazisme te winnen. De populariteit van de Duitsers nam echter af door gedwongen tewerkstelling van jongemannen in de Duitse fabrieken, het beslagleggen op vele goederen en het steeds hardere optreden tegen andersdenkenden en Joden. Socialisten, communisten, zigeuners en homoseksuelen werden vervolgd.

In november 1940 werden alle Joodse ambtenaren ontslagen. Vanaf dat moment ging het snel bergafwaarts. Joden werden geregistreerd, mochten zich steeds minder in openbare gelegenheden vertonen en vanaf juni 1942 werden ze opgepakt en gedeporteerd naar de werk- en vernietigingskampen. Het optreden van de Duitsers riep verzet op. Mensen boden in het geheim onderdak aan Joden en andere vluchtelingen, maatregelen van de Duitsers werden gesaboteerd, bonnen en identiteitspapieren werden vervalst. Zo vingen twee zusters op de Welgelegenlaan in Driebergen Joodse kinderen op. Een van hen moest dat met de dood bekopen. Kleine groepen pleegden gewapende aanslagen op Duitse soldaten en aanhangers van de NSB, waaronder enkele NSB-burgemeesters in september 1944.

Begin 1945 ontstonden grote voedseltekorten in het westen van Nederland. Kinderen uit Utrecht werden naar het oosten gestuurd waar meer voedsel was. De hongerwinter eiste veel slachtoffers. Op 5 mei werd ons land bevrijd, maar op sommige plekken duurde het wat langer. Zo werd Veenendaal pas op 9 mei bevrijd van de bezetter. Op vele plaatsen werden gedenktekens geplaatst zoals in Zeist in het Walkartpark onder de titel: "Nooit weer. Nooit meer." Op het teken staan de namen van 102 omgekomen Zeister Joden.

De na de bevrijding teruggekeerde Joden werden vaak niet met open armen ontvangen. Velen hadden grote moeite hun bezittingen terug te krijgen. Hun baan was vaak door iemand anders ingenomen. Dat kon tot schrijnende taferelen leiden. Zo werd de door de Duitsers in 1942 ontslagen Joodse schoolmeester Mozes van Staveren door de gemeenteraad van Zeist in 1946 gepasseerd voor een nieuwe aanstelling. Het duurde nog jaren voor hij een schadevergoeding kreeg. De man kwam nooit meer over de gebeurtenissen heen.