De Engels-Russische invasie

Wachtposten en bewoners van de kuststreek bij Callantsoog sloegen op 26 augustus 1799 groot alarm: tot hun ontsteltenis zagen ze hoe een Britse vloot onder bescherming van zwaar kanonvuur op het strand bij Groote Keeten een invasiemacht van duizenden soldaten aan land zette.

De Nederlandse provincies waren op dat moment al een paar jaar een Franse satellietstaat, de Bataafse Republiek. Oranje-stadhouder Willem V was naar Engeland gevlucht toen de Franse Revolutie die in 1789 in Parijs was uitgebroken, zich als een olievlek over Europa verspreidde. De Fransen werden bevochten door een coalitie van mogendheden, onder aanvoering van Engeland en Rusland. Eerste doel van de hertog van York, de Engelse opperbevelhebber, was de snelle inname van Den Helder en de overmeestering van de Bataafse vloot. Daarna verwachtte hij dwars door Noord-Holland door te stoten naar Amsterdam, om zo een opstand uit lokken onder de Nederlandse bevolking, de Fransen te verdrijven en een sterk Engels bruggenhoofd te vestigen op het vasteland.

Het eerste deel van de missie slaagde. Den Helder was vrijwel onverdedigbaar aan de landzijde, waar het drassige gebied Het Koegras een geordende tegenoperatie onmogelijk maakte. De Bataafse generaal Herman Willem Daendels gelastte daarom de ontruiming. De vloot trok terug naar de Vlieter in de Zuiderzee, maar gaf zich al na vier dagen over. De Engelsen vestigden een bruggenhoofd in de Zijperpolder en kregen versterking van een aantal Russische regimenten. In de weken erna groeide de invasiemacht uit tot een leger van 30.000 man. De strijd golfde vervolgens heen en weer. Op het hoogtepunt van de invasie hadden de Engels-Russische troepen heel Noord-Holland ten noorden van de lijn Egmond-Alkmaar-Hoorn in handen.

De lokale bevolking had zwaar te lijden onder de oorlogshandelingen. Burgers en boeren kregen van beide kanten te maken met inkwartiering van troepen, gedwongen graafwerkzaamheden en vertrapte akkers, met de vordering van paarden, vee en voedsel en met plundering en brandschatting op grote schaal. Bij de strijd waren in totaal rond 65.000 Bataafse, Franse, Engelse en Russische soldaten betrokken. Aan beide kanten vielen grote aantallen doden, onder meer tijdens een bloedige slag bij Bergen op 19 september en de veldslag bij Castricum op 6 oktober.

Het laatste treffen vormde het keerpunt in de strijd. Het Bataafs-Franse leger onder Daendels en de Franse generaal Brune boekte een klinkende overwinning. Hun inmiddels door malaria getroffen en gedemoraliseerde tegenstanders capituleerden op 14 oktober. Vier dagen later verkreeg de hertog van York bij het Verdrag van Alkmaar een vrije aftocht, met behoud van de 25 Bataafse oorlogsschepen die eind augustus in de Vlieter waren buitgemaakt. In ruil moesten zijn troepen Den Helder zonder verdere schade overleveren. Na ruim anderhalve maand oorlogsgeweld bleef de bevolking van de Noordkop met de enorme schade zitten. Het herstel duurde jaren. De oorlogsellende was bovendien nog niet voorbij.