Johannes Groenewegen

Hoe God zijn hand legde op het volk van de Alblasserwaard (1750 - 1752)

De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden waren vanaf het midden van de achttiende eeuw een gebied van armoede, waar veepest, watersnoden en ziekten heersten. In de kerk vonden de bewoners in die tijd geen troost, wel in de kroeg die zij na de kerkdienst bezochten, zoals in Bleskensgraaf. Tot diep in de nacht dronken ze er, vloekten ze, raasden en tierden ze en vochten ze hun vetes uit. Zo luidruchtig dat anderen er niet van konden slapen. Een doorn in het oog van de dominee Johannes Groenewegen, die in deze regio een nieuwe opwekkingsbeweging - de Nijkerkse beroering - introduceerde. Hand over hand kreeg Groenewegen invloed op het geestelijk leven in dorpen als Molenaarsgraaf, Bleskensgraaf, Hardinxveld, Papendrecht, Giessendam en Streefkerk.

Opeens, zonder enige aanleiding riepen en huilden de schoolkinderen van Hardinxveld en Giessendam, hun lichamen schokten. Overmand door zondebesef riepen ze uit: ´Weg duivel, weg, weg; ik heb u lang genoeg gediend. Ik moet de Here Jezus hebben'. Nieuwpoort, waar God soms meer dan honderd kinderen aanraakte, en andere dorpen werden bezocht door deze bijzondere werking van Gods Geest. In Papendrecht was het gebed op een zondag in 1752 nog niet begonnen of een meisje van 12 of 13 jaar ging knorren en woelen, terwijl anderen weenden en snikten. Waarschijnlijk was moederkoren, een schimmel in het graan waarvan brood werd gebakken, de veroorzaker van dit opmerkelijke gedrag. De giftige schimmel veroorzaakte hallucinaties, irrationeel gedrag, toevallen en stuiptrekkingen.

Johannes Groenewegen had op 17-jarige leeftijd het remonstrantisme als een vorm van afgoderij afgezworen. In de geest van Calvijn vond hij dat de ware godsdienst de genade Gods centraal stelde. Boete en berouw, de persoonlijke godsbeleving, daar ging het om. Daarmee schaarde hij zich onder de volgers van de Nadere Reformatie. Een stroming binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerk van de zeventiende en achttiende eeuw, die wilde dat de Bijbelse beginselen gemeengoed waren in het gezin, in de samenleving, in de kerk en in de politiek. Vaak was Johannes te vinden bij de zogenoemde conventikels, gezelschappen van volwassen gelovigen die buiten de kerk om en in een bijzondere taalvorm (de Tale Kanaäns), geestelijke ervaringen uitwisselden, baden en predikten. Zo was Johannes tussen 1750 en 1752 meerdere malen het middelpunt van de golf van godsdienstige vervoering onder de dorpsbewoners.

De classis - het kerkbestuur in de streek - probeerde deze denkbeelden nog in de kiem te smoren. Maar dominee Johannes Groenewegen zou schrijven: 'Zo heeft God op een ontzaglijke wijze Zijn hand gelegd aan het volk in de Alblasserwaard, gelijk reeds wereldkundig is'. Johannes Groenewegen legde de basis voor het meer rechtzinnige protestantisme in de streek.

Literatuur:

Ros, A., Johannes Groenewegen en zijn De lofzangen Israëls. In: Documentatieblad Nadere Reformatie, 22 (1998).

Dijk, H.J. van, Oprecht verhaal over de geestelijke beroeringen in de jaren 1751 en 1752 te Werkendam en in de Alblasserwaard. Giessenburg, 1980.

Haaften, J.M. van, De Gorinchemse beroering 1752, Moederkoren sleutel tot raadsel? Wageningen, 1988.

Kort verhaal van eenige ongewoone gemoedsbewegingen onder de inwoners van verscheidene dorpen in de Alblasserwaard, 1752.