Nationale Ramp: de Kruitschipramp van Leiden

Een gigantische ontploffing

Op 12 januari 1807 ontplofte om 16.15 uur in het Steenschuur, een gracht in Leiden, het kruitschip 'Delfs Welvaaren'. Het schip met bijna 18.000 kg buskruit aan boord, was op doorreis van Haarlem naar Delft en voor de nacht in Leiden voor anker gegaan. De kracht van de ontploffing was enorm. Het scheepsroer kwam buiten de ruim een kilometer verderop gelegen Hoogewoerdse Poort terecht en de knal werd tot in Den Haag gehoord. Bij de ramp vielen ongeveer 160 doden en raakten ruim 2000 mensen gewond. Circa 220 woningen werden compleet verwoest of onbewoonbaar. Overal in Leiden waren door de luchtdruk ruiten gesprongen en pannen van daken geblazen.

Hoe kon dit gebeuren?

Mocht een met kruit beladen schip door de stad varen? Ja, want dat was toen niet verboden. Het ging om een transport in opdracht van het leger. Veiligheidsmaatregelen werden daarbij meestal wel toegepast, maar waren niet verplicht. Zo moest het ruim, waarin het buskruit lag, afgesloten blijven en diende er deskundige leiding aan boord te zijn. Door de afwezigheid van schipper Adam van Schie op deze reis, was er echter juist sprake van een onervaren bemanning - een ooggetuige verklaarde later dat hij het luik van het ruim open had zien staan. Maar waardoor de ontploffing nu precies werd veroorzaakt is altijd onduidelijk gebleven. Vermoedelijk was het een combinatie van onvoorzichtigheid bij het koken - iemand had gebakken schelvis geroken - en buskruitstof dat uit de vaatjes lekte. De Buskruitwet van 1807, waarbij vervoer van buskruit door dichtbevolkte gebieden verboden werd, kwam in reactie op deze ramp tot stand.

De eerste Nationale Ramp

Hulp kwam spoedig op gang. Koning Lodewijk Napoleon (1806-1810) was om negen uur 's avonds al ter plekke en liet soldaten bij de reddingswerkzaamheden helpen. Een aantal slachtoffers kon nog onder het puin vandaan gehaald worden, maar voor velen kwam de hulp te laat. De koning liet in het Haagse paleis Huis ten Bosch een noodhospitaal inrichten. Het puinruimen ging nog weken door.

Leiden kreeg voor tien jaar vrijstelling van belasting. Uit zijn privévermogen stelde de koning 30.000 gulden beschikbaar voor het door hem opgerichte Rampenfonds. Een nationale collecte bracht bijna 2 miljoen gulden op. Ook werden er 'treurzangen' of 'dichterlijke uitbarstingen' uitgegeven, waarvan de opbrengst van de verkoop geheel ten goede kwam aan de slachtoffers. Door de inzet van de koning en het medeleven in het hele land kan de ontploffing in Leiden als de eerste Nationale Ramp worden beschouwd.