Vensterplaat De VOC

  1. De VOC

    In 1602 werd de 'Verenigde Oost-Indische Compagnie' opgericht. De VOC kreeg, als enige in Nederland, het recht om handel te drijven in Azië. In naam van Nederland mocht de VOC verdragen sluiten en oorlogen beginnen. Ze mocht zelfs regeren over de gebieden die ze veroverde.

    De Verenigde Oost-Indische Compagnie is de eerste multinational ter wereld. Een multinational is een bedrijf met vestigingen over de hele wereld. Shell en Philips zijn goede voorbeelden van Nederlandse multinationals van nu.

    De Verenigde Oost-Indische Compagnie heeft bijna tweehonderd jaar bestaan. Maar aan het einde van de achttiende eeuw ging het steeds slechter met de VOC. De winsten liepen terug en er was corruptie. De bestuurders van de VOC vulden liever hun eigen zakken dan die van de compagnie.

    Daarnaast was er vooral veel concurrentie van de Engelsen. In 1799 ging de VOC failliet. Het avontuur van het grootste handelsbedrijf ter wereld is voorgoed voorbij.

    Er zijn veel brieven, rapporten en reisverslagen uit de VOC-tijd bewaard gebleven. Daarom weten we best veel over deze tijd.

  2. Nederlands Oost-Indië

    Het eilandenrijk Indonesië ligt aan de andere kant van de wereld. Vanaf 1602 krijgt de VOC er steeds meer invloed. Op het eiland Java bouwen ze een nieuwe hoofdstad: Batavia. Op de Indonesische eilanden worden kostbare kruiden (zoals peper, nootmuskaat, kruidnagels en kaneel) geoogst, die in Nederland voor veel geld kunnen worden verkocht.

    Tot aan de tijd van Napoleon is de VOC de baas in Indonesië. Maar in 1799 gaat de VOC failliet. Alle overgebleven bezittingen worden eigendom van de Nederlandse staat.

    Vanaf 1815 (na de Franse tijd) worden de Indonesische eilanden officieel een kolonie van Nederland: Nederlands-Indië. Nog honderddertig jaar lang zijn de Nederlanders de baas in Nederlands-Indië.

    Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, op 27 augustus 1945, roepen de Indonesiërs de onafhankelijkheid uit. Sindsdien is Indonesië een zelfstandig land.

  3. Ja(ya)karta en Batavia

    In 1619 verwoestte de VOC de stad Jayakarta, op het Indonesische eiland Java. Op de puinhopen bouwden ze Batavia, de hoofdstad van Nederlands-Indië. Alle VOC-vestigingen in Azië werden van hieruit bestuurd. Sinds de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945 heet de stad weer Jakarta; het is nu de hoofdstad van Indonesië.

  4. De route naar 'de Oost'

    In 1498 voer voor het eerst een Europeaan langs de zuidpunt van Afrika naar Indië: Vasco da Gama uit Portugal. Al snel wist iedereen dat je daar heerlijke en kostbare kruiden kon halen. Maar het duurde nog een eeuw, tot 1596, voor het ook Nederlanders lukte om via dezelfde route Indië te bereiken. Zes jaar later werd de VOC opgericht.

    De route over zee langs Zuid-Afrika was lang en gevaarlijk. Je had goede zeekaarten nodig om te zien waar je was, en om gevaarlijke rotsen te vermijden. En je had navigatie-instrumenten nodig om op volle zee te kunnen bepalen waar je schip precies was. Alleen zeer ervaren zeelui hadden de kennis om die tocht goed te volbrengen.

    Lange tijd hebben de Nederlanders geprobeerd om via een andere route naar Indië te varen. Ze wilden het proberen boven Rusland langs, door de poolzee. Willem Barentsz was een kapitein die dat drie keer geprobeerd heeft. Maar ze kwamen steeds weer vast te zitten in het ijs. De derde keer moesten hij en zijn bemanning de barre winter doorbrengen op het eiland Nova Zembla. Willem Barentsz overleed daar, maar een deel van de bemanning wist uiteindelijk Nederland weer te bereiken.

  5. Held of tiran?

    Jan Pieterszoon Coen was een belangrijke man bij de VOC. In Nederland werd hij als held vereerd, maar bij de inwoners van Indonesië stond hij bekend als een tiran. Jan Pieterszoon Coen vermoordde de mensen van de Molukse Banda-eilanden toen ze het waagden hun specerijen te verkopen buiten de VOC om.

    Muskaatnoten groeiden alleen op de Banda-eilanden. Nootmuskaat was een duur specerij. Daarom wilde de VOC het alleenrecht op de handel in nootmuskaat.

    De VOC maakte een afspraak met de Banda-eilanden: jullie mogen de nootmuskaat alleen aan ons verkopen. In ruil daarvoor krijgen jullie rijst en kleding van ons. Maar de VOC kwam haar afspraak niet na. De Bandanezen leden honger. Daarom besloten ze de nootmuskaat toch aan anderen te verkopen.

    Toen Jan Pieterszoon Coen daar achter kwam, trok hij met een groot leger naar de Banda-eilanden om ze een lesje te leren. De soldaten van de VOC vermoordden toen bijna alle Bandanezen. Andere mensen werden gedwongen om voortaan op de Banda-eilanden nootmuskaat te komen verbouwen.

  6. De schepen van de VOC

    Voor de VOC-reizen van en naar Indië werden 'spiegelretourschepen' gebruikt: driemast-zeilschepen van zo'n 40 meter lang en 10 meter breed. Een enkele reis duurde 8 maanden, een 'retour' soms wel 2 jaar. Er zijn in twee eeuwen bijna 100 spiegelretourschepen gebouwd. Sommigen vergingen al op hun eerste reis.

    Wist je dat ze er in die tijd 'maar' vijf tot acht maanden over deden om zo'n groot schip met de hand te bouwen? Er werd veel aandacht besteed aan de platte achterkant van het schip: die werd de 'spiegel' genoemd. De spiegel werd altijd prachtig versierd met houtsnijwerk en goudverf.

    Een schip kostte tussen de 90.000 en 110.000 florijnen (nu zo'n miljoen euro), en kon zo'n acht reizen op en neer naar Nederlands-Indië maken voor het versleten was. Maar niet veel schepen haalden dat: vaak vergingen de schepen op een van hun lange, gevaarlijke reizen over de wereldzeeën.

    Bekende VOC-schepen zoals 'De Batavia' en 'De Amsterdam' zijn in onze tijd precies nagebouwd. Wil je ook wel eens zo'n schip in het echt zien? Op de Bataviawerf in Lelystad kun je een reconstructie van 'De Batavia' (op de foto) bewonderen en bij het Scheepsvaart Museum in Amsterdam ligt 'De Amsterdam'.

  7. Schatrijke handelaars

    De koopman zorgde voor het inkopen van de kostbare handelswaar. Voor peper en andere specerijen betaalde men in Europa minstens zes keer de kostprijs. De kooplieden werden schatrijk van de handel in goederen uit Azië. Dat geld gaven ze in Nederland uit aan mooie huizen en dure spullen. De 17e eeuw wordt daarom ook wel de Gouden Eeuw genoemd.

    Petronella Oortman was de vrouw van VOC-koopman Johannes Brandt. Zij heeft in 1686 dit prachtige poppenhuis laten maken; het was precies zo ingericht als hun eigen kostbare Amsterdamse grachtenhuis. In die tijd was een poppenhuis geen kinderspeelgoed, maar een liefhebberij van volwassen vrouwen.

    Bijzonder aan het poppenhuis van Petronella is dat alle onderdelen precies op maat zijn gemaakt, op dezelfde manier en in hetzelfde materiaal als hun echte spullen. Petronella bestelde mini-porselein in China en liet meubelmakers, glasblazers, zilversmeden, mandenmakers en kunstenaars haar poppenhuis aankleden: een zeer kostbare zaak. Haar poppenhuis kostte indertijd evenveel als een echt grachtenpand!

    Het poppenhuis van Petronella Oort is nog altijd te bewonderen in het Rijksmuseum in Amsterdam.

  8. Peperdure handelswaar

    Europeanen waren dol op specerijen uit Oost-Indië. Voor kruiden als nootmuskaat, kaneel, kruidnagel en zwarte peper betaalden ze graag veel geld. Op deze 'peperdure' producten maakten de VOC-kooplieden dus veel winst! Maar de schepen brachten ook andere handelswaar mee, zoals koffie, thee en prachtig serviesgoed van kostbaar porselein.

  9. Overal vijanden

    Tijdens de reis werden de VOC-schepen vaak aangevallen door zeerovers, of door vijandelijke handelsschepen uit bijvoorbeeld Spanje en Portugal. Die wilden allemaal de kostbare handelswaar in handen krijgen. Daarom werden de VOC-schepen bewapend met kanonnen en voeren ze vaak 'in konvooi' (met een groepje schepen tegelijk).

  10. Voedsel aan boord

    VOC-schepen waren vaak maanden achter elkaar op volle zee. Koelkasten waren er nog niet. Daarom werd er vooral eten meegenomen dat lang houdbaar was, zoals gezouten vlees, zuurkool en scheepsbeschuit. Maar ook dat raakte soms bedorven. En in het drinkwater, dat in grote tonnen bewaard werd, kwamen vaak wormpjes. Maar er was niks anders!

    Om toch aan vers voedsel te komen, maakten de schepen tussenstops. Halverwege de route, op het zuidelijkste puntje van Afrika, lag 'Kaap de Goede Hoop'. De VOC bouwde er een fort en er werden grote moestuinen aangelegd, zodat de schepen verse groenten en fruit konden inslaan.

    De kok bereidde het voedsel in de scheepskeuken: de kombuis. Het beste voedsel was voor de kapitein, de scheepsofficieren en de kooplieden. De rest van de bemanning at heel wat eenvoudiger.

    Als er wat te vieren was, kreeg de hele bemanning van de kapitein een beker sterke drank: een 'oorlam'. Dat gebeurde bijvoorbeeld als het schip voor het eerst de evenaar passeerde.

  11. Scheepsjongens

    Elk VOC-schip had een paar scheepsjongens aan boord: jongens tussen de 10 en 17 oud, die allerlei ondankbare klusjes moesten opknappen. Een van de bekendste is Michiel de Ruyter, die op zijn elfde voor het eerst als scheepsjongen uitvoer, en het uiteindelijk tot admiraal van de hele Nederlandse vloot schopt.

  12. Doodziek...

    Varen bij de VOC was gevaarlijk. Flinke kans dat je de tocht van of naar Indië (enkele reis: 8 maanden) niet overleefde. Je schip kon worden aangevallen door zeerovers of in een zware storm terecht komen. Ook lagen ongelukken op de loer. Maar de kans dat je onderweg stierf aan een ziekte was het grootst. 'Scheurbuik' was aan boord de meest gevreesde ziekte.

    Zieken werden in een aparte ruimte voorin het schip gelegd: de ziekenboeg. Daar werden ze verzorgd door de scheepsdokter of chirurgijn. Maar die had lang niet altijd de juiste kennis of medicijnen om de zieke te kunnen genezen.

    Scheurbuik kreeg je door tekort aan vitamine C. In groente en fruit zit veel vitamine C, maar dat bleef zonder koelkast aan boord niet lang goed. Door vitaminegebrek kreeg de bemanning eerst hevige buikpijn en ontstoken tandvlees. Daarna werden hun benen dik en kregen ze blauwe plekken (zoals op de tekening, gemaakt door een scheepsdokter in 1841). Als hun tanden eruit begonnen te vallen was de dood nabij. De meeste scheurbuikpatiënten stierven kort daarna.

    Maar er konden aan boord ook andere ziekten uitbreken. De bemanning leefde dicht op elkaar en er was weinig aandacht voor hygiëne. Besmettelijke ziekten als buikloop en vlektyfus kwamen dan ook geregeld voor.

    Als er iemand aan boord dood ging, werd hij van top tot teen in zeildoek gewikkeld en dat pakket werd verzwaard met een steen. De hele bemanning werd aan dek geroepen en er werd een gebed uitgesproken. Daarna sprak de kapitein "Een twee drie, in Gods naam" en de dode werd overboord gezet.