Vensterplaat Hebban olla vogala

  1. Een klooster in de Middeleeuwen

    In de Middeleeuwen was bijna iedereen in Nederland christelijk. Veel mannen en vrouwen gingen het klooster in: ze werden monnik of non. Binnen de kloostermuren konden ze in alle rust aan God denken en bidden. Ook schreven ze in hun schrijfzaal of scriptorium veel boeken over.

  2. Het scriptorium

    De meeste kloosters hadden een zaal waar boeken overgeschreven konden worden: het scriptorium. Daar stonden speciale schrijftafels. Ook waren er alle spullen die nodig waren om te kunnen schrijven, zoals perkament, inkt en ganzenveren.

    Boeken waren in de Middeleeuwen erg zeldzaam. Er waren nog geen boekwinkels. Als de monniken graag een bepaald boek wilden hebben, probeerden ze dat van de monniken uit een ander klooster te lenen.

    Zodra ze het exemplaar dat ze zochten gevonden hadden, schreven ze het in hun scriptorium over. Vervolgens konden ze het originele boek weer teruggeven. Zo verspreidden boeken zich langzaam over het land en zelfs over heel Europa.

    De taal waarin de monniken lazen en schreven, was Latijn. Dat was de taal van de kerk en van de geleerden. Nederlands was tot ongeveer 1170 alleen een spreektaal, geen schrijftaal. Het is daarom extra bijzonder dat er in zo'n oud kloosterboek opeens een regeltje Nederlands opduikt.

  3. Een liefdesliedje

    Gerulf is juist op weg naar zijn schrijftafel als hij door het kloostervenster een jonkvrouw langs ziet rijden. Even kijkt ze hem recht in de ogen. Meteen schieten Gerulf de woorden van een liefdesliedje te binnen. Het liedje dat zijn meisje ooit voor hem zong, thuis in het verre Vlaanderen: Hebban olla vogala…

    Of hij Gerulf heette, en of het zo gegaan is, weten we niet. Wel was er rond het jaar 1100 in een Engels klooster een monnik die een regel opschreef uit een liefdesliedje dat hij nog kende uit zijn jeugd in Vlaanderen. Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu? Oftewel: 'Alle vogels zijn al met nestjes begonnen, behalve ik en jij; waar wachten we nog op?' Het is het eerste Nederlandse liefdesliedje dat we kennen, en bovendien een van de oudste opgeschreven zinnetjes in onze taal, bijna duizend jaar oud. De Nederlandse taal is zelfs nóg ouder, maar in die tijd was het alleen een spreektaal. De schrijftaal was Latijn, de taal van de kerk en de geleerden. Geschreven Nederlandse woorden duiken maar heel soms op. Pas vanaf 1170 wordt Nederlands ook een schrijftaal.

  4. Monnikenwerk

    Tegenwoordig worden boeken gedrukt. Van elk boek bestaan dus honderden of duizenden exemplaren die er allemaal precies hetzelfde uitzien.

    Voor 1450 bestond de boekdrukkunst nog niet. Boeken werden stuk voor stuk met de hand overgeschreven. Wat een monnikenwerk!

    Boeken werden vooral in kloosters geschreven. Monniken kopieerden een boek letter voor letter. Over een gewoon boek deden ze al gauw een paar maanden en het overschrijven van een dik boek kon zelfs meer dan een jaar in beslag nemen.

    Deze monnik is trouwens niet bezig met schrijven, maar met het in kleur schilderen van tekeningen en versieringen. Dat gebeurt op bladzijden die door een andere monnik op de goede plekken al met zwarte letters volgeschreven zijn.

  5. Een romantische pennenproef

    In 1932 werd op de laatste bladzijde van een oud Engels kloosterboek een Nederlands zinnetje ontdekt. Het staat op een bladzij vol Middeleeuwse pennenproeven: woorden en zinnetjes die de monniken opschreven om te testen of hun pen na het scherp maken weer goed schreef.

    Bovenaan de bladzij staat probatio penne si bona sit. Dat is Latijn voor 'Proberen of de pen goed is'.

    Verder naar onder staat het oude Nederlandse zinnetje. Er staat (soms erg moeilijk leesbaar): Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu. Letterlijk vertaald: 'Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij, wat wachten we nu?'

    Waarschijnlijk is Hebban olla vogala... als pennenproef opgeschreven door een monnik die in Vlaanderen is geboren en rond 1066 naar Engeland is gereisd. Daar is hij in het klooster terecht gekomen. Dankzij hem kennen we een Nederlands liefdesliedje van 1000 jaar oud.

    Hoewel je sommige woorden nog wel kunt herkennen, merk je aan het zinnetje ook dat de Nederlandse taal in 1000 jaar sterk veranderd is. Onze taal verandert trouwens nog elke dag...

  6. Perkament

    Tegenwoordig schrijven we meestal op papier. Maar middeleeuwse boeken zijn bijna allemaal op perkament geschreven. Perkament is speciaal bewerkte dierenhuid van een kalf, geit of schaap. Voor een dik boek als de bijbel had je wel 150 schapenvellen nodig. Perkament was dan ook heel duur.

    Hoe maak je perkament?

    • Laat eerst de huid van een kalf, geit of schaap een paar dagen in stromend water liggen, zodat die schoon en soepel wordt.
    • Dompel daarna het vel twee weken in een mengsel van kalk en water. De vleesresten aan de binnenkant en de haartjes aan de buitenkant worden daardoor helemaal zacht en laten makkelijk los.
    • Span vervolgens de huid strak op een houten raamwerk, zodat die goed en zonder rimpels kan drogen. Schraap met een scherp bijlvormig mes de allerlaatste haar- en vleesrestjes eraf. Pas op dat je er niet doorheen steekt!
    • Wrijf tot slot met een stuk puimsteen of krijt over het vel zodat het helemaal glad en goed beschrijfbaar wordt.

    De hele klus duurt in totaal zo'n zes weken, en moet voor elk vel weer herhaald worden. Je begrijpt dus wel: perkamentmaken is een tijdrovend en kostbaar werkje.

  7. Zelf inkt en verf maken

    Monniken maakten in het scriptorium hun eigen inkt en verf om mooie boeken te kunnen maken. Inkt werd gemaakt door dingen uit de natuur fijn te stampen in een vijzel en daarna met een dunne kleefstof te mengen. Van walnoten maakte je bruine, van roet zwarte en van schildluizen rode inkt.

    Het maken van verf voor de mooie versieringen gaat eigenlijk net zo.

    • Je begint met het vinden en fijnstampen van mooie kleurstoffen. Van de kostbare Lazuli-steen krijg je prachtig blauw. Met koper en azijn kan je groen maken, en bladgoud maak je door een gouden munt net zo lang plat te stampen tot het flinterdun goudpapier geworden is. (Maar jij kunt voor al deze kleuren beter gewoon stoepkrijt gebruiken).
    • Stamp elke kleur tot fijn poeder en doe ze in aparte potjes.
    • Neem een ei, splits dooier en eiwit en doe ze in twee verschillende potjes.
    • Meng een beetje eigeel met een van de kleurpoeders tot je een dikke vloeistof krijgt.
    • Gebruik de verf om een mooi schilderijtje of versierde hoofdletter te maken.
    • Als de verf goed droog is, kun je de kleuren extra laten glanzen door er met een kwast een dun laagje eiwit op te schilderen. 
  8. Schrijven met een ganzenveer

    Je schreef met een ganzenveer en een potje inkt. Als de veerpunt bot was, sneed je een nieuw puntje. Daarna eerst op een kladje even proberen of hij weer goed schrijft. Wat schrijf je dan? Het eerste dat je te binnen schiet; een liefdesliedje dat net in je hoofd zit bijvoorbeeld.

    Op deze onafgemaakte bladzij kun je goed zien hoe er in het scriptorium gewerkt werd. De schrijver heeft met zwarte inkt de gewone tekst opgeschreven. Je kunt zelfs precies zien wanneer hij zijn pen weer in de inktpot moest dopen: steeds worden de letters wat lichter, en daarna zijn ze weer even donker.

    Bovenaan de bladzij heeft hij ruimte opengelaten voor een mooi versierde hoofdletter C en voor de hoofdstuktitel die nog in rode letters geschreven moest worden. En aan de randen van de bladzijde is veel ruimte gelaten voor allerlei randversieringen en misschien wel grappige dieren en poppetjes.

    Die hoofdletter, de hoofdstuktitel en de versieringen zouden door een ander getekend moeten worden. Maar dat is hier niet gebeurd. Is de tekenaar misschien ziek geworden en gestorven? We weten het niet.

  9. Prachtige versieringen

    Middeleeuwse boeken werden, nadat de zwarte letters netjes overgeschreven waren, vaak prachtig versierd. De hoofdstuktitels werden in rode letters toegevoegd. En de eerste hoofdletter van een hoofdstuk werd vaak heel groot en mooi getekend. En ook werden er in de kantlijn allerlei grappige tekeningen gemaakt.

    De tekenaar van dit boek heeft deze mooie hoofdletter getekend. Zie je welke letter het is? In de letter heeft hij bovendien zichzelf afgebeeld, terwijl hij de letter aan het tekenen is!

    In de gaten van het tafeltje links van hem zijn vier koeienhorens met gekleurde verf gestoken. En onder zijn kwast houdt hij een bakje om de vallende verfspetters op te vangen.

    Aan de kale plek bovenop zijn hoofd, de tonsuur, kun je zien dat hij een monnik is. Boven zijn hoofd heeft hij zijn naam geschreven: broeder Rufillus.

    Op deze manier zijn heel veel Middeleeuwse boeken prachtig versierd. In veel tekeningen is zelfs bladgoud gebruikt. Kun je nagaan hoe duur die boeken waren!

  10. Zo duur als een huis

    Handgeschreven boeken waren heel kostbaar. Dat kwam vooral omdat het perkament en de kleurstoffen zo duur waren. Een mooi versierde bijbel was rond 1270 bijvoorbeeld net zoveel waard als een groot stenen huis.

    Geen wonder dat de monniken heel zuinig waren op hun boeken. Soms werden ze zelfs aan een ketting gelegd.

    Ook kom je in een boek wel eens een ernstige waarschuwing tegen:

    Wie dit boek steelt: dat hij verlamt en dat al zijn ledematen verdorren; dat hij wegkwijnt van pijnen en roept om medelijden.

    En dat er geen einde komt aan zijn folteringen, totdat hij sterft. Laat boekenwormen knagen aan zijn ingewanden.

    En wanneer hij uiteindelijk naar zijn laatste bestraffing gaat, laat het vuur in de hel hem dan voor altijd doen branden.

    Dat boek laat je als dief dus maar liever liggen...